De Mandoline

 
De mandoline, een luitachtig toetsinstrument, stamt uit Italie, doch werd in de 18de eeuw in geheel Europa bekend. Het is een bijzonder mooi uitgevoerd instrument met een meer gebolde achterkant dan de luit.

Er bestaan 2 typen, nI. de Romeinse (of Napolitaanse) en de veel zeldzamere Lombardische- of Milanese mandoline. Het tegenwoordig meer algemeen bekende type heeft 4 paar stalen, of met staal omwoelde snaren, die zoals bij de viool in kwinten zijn gestemd, nI. G-D-A-E-, terwijl de Lombardische mandoline 6 enkele snaren heeft (soms ook paarsgewijs)die gestemd zijn: G-D-A-E-B-G-, waarbij de lage G dezelfde stemming heeft als die van de viool.

De mandoline wordt bespeeld met een plectrum in de rechterhand terwijl de vingers van de linkerhand de verschillende tonen grijpen. De mandoline verscheen voor het eerst in Engeland in 1713, toen op een concert een virtuoos aangekondigd werd die een concert zou geven op "een mandoline, een in Rome bewonderd doch hier nog niet bekend instrument".

Vijfendertig jaar later gebruikte Händel de mandoline in zijn oratorium "Alexander Balua". In de archieven van de Bibliotheek van het Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen is de geschiedenis van de mandolineschool te vinden, die eind l8de begin l9de eeuw is ontstaan en tot grote bloei kwam. De spelers van deze school gebruikten beide typen instrumenten, tot deze groep behoorden oa: Melchior Chiese, een theatercomponist uit Milaan, Johann Conrad Schlick, een cellist uit Gotha, en Giovanni Hoffmann, een instrumentalist uit Wenen.
De werken van deze groep bestaan hoofdzakelijk uit divertimento voor 2 tot 5 instrumenten, geschreven om het bespelen van de mandoline te bevorderen. De composities van Hoffmann komen voor het eerst voor in de catalogus van de Weense muziekhandelaar Joh. Traeg in 1799.

Het meest bekende voorbeeld voor het gebruik van de mandoline in de klassieke muziek is waarschijnlijk wel de Serenade uit Mozart's Don Giovanni. Andere in mijn gedachten komende werken zijn bijvoorbeeld: Vivaldi's concert voor 2 mandolines en strijkorkest, de serenade in Gretry's l'Amant Jaloux, Michael Arnes "Almena" en Schoenberg's Serenade opus 24. Ook Mahler had een voorliefde voor de mandoline, zijn 7de en 8ste symphonie evenals "das Lied von der Erde", bevatten alle een kleine partij voor de mandoline.
 
Het is misschien ook niet algemeen bekend dat Ludwig von Beethoven enkele stukken voor mandoline gecomponeerd heeft. Zijn vriendschap met Wenzel Krumpholz (de broer van de meer bekende Johann Baptist) bewoog hem ertoe voor dit instrument te schrijven. Het manuscript van Beethoven's Sonatine voor mandoline bevindt zich in het Britse Museum.
Johann Nepomuk Hummel, een tijdgenoot van Beethoven, werd in zijn tijd als ernstige rivaal van Beethoven aangezien, hoe onwaarschijnlijk dit momenteel ook lijkt. Tot de vele werken van deze componist behoren opera's, balletten, orkestwerken etc. en vele werken voor toetsinstrumenten, waaronder een sonate in D-majeur voor mandoline en fortepiano.